Aan het einde van de negentiende eeuw, in 1899 om precies te zijn, floreerde de leerindustrie in Dongen. Ook voor de Dongense Leerlooier J. van den Assum ging het voor de wind, waardoor hij tussen het plein aan de Heuvel en de Donge zijn eigen leerfabriekje kon bouwen. Het was een klein tweelaags bouwdeel, waarin zich een zogenaamd nat- en drooghuis bevond. Haaks daarop verrees al snel een tweede, soortgelijk fabrieksgebouw met traditionele kleppengevels en zadeldaken. De houten kleppen konden worden opengezet, zodat de wind vrij spel had op de droogzolders, waar het natte leert e drogen hing aan de balken met leerhaken. Beide gebouwen zijn in een tiental opvolgende jaren vergroot door het toevoegen van extra droogverdiepingen en droogzolders.
In de gloriejaren van de industrialisatie raakt de boel in stroomversnelling: er komen een stoomketel, schoorsteen én overdekt kuipenveld bij en er wordt een extra meerlaags gebouw opgericht.met kalkkuipen op de begane grond en droogruimten op de verdiepingen. Het oude ketelhuis wordt vervolgens omgebouwd tot een kantoor dat in 1965 nog wordt vergroot.
De looierij blijft floreren, totdat de schoen- en leerindustrie in een crisis terecht komt. Dit betekende ook het einde van deze leerlooierij, in 1983 sluit de fabriek definitief haar deuren. Gelukkig blijven de gebouwen niet leegstaan, er trekken meerdere bedrijven in. In 1990 gaat de fabrieksschoorsteen, de laatste die in Dongen nog rookte, tegen de vlakte.
Met zo’n rijke historie is het wel logisch dat de leerlooierij de titel Rijksmonument draagt. Niet alleen de monumentale delen van het complex zijn als waardevol aangewezen, maar ook het stedenbouwkundige ensemble. De geschiedenis en industrialisatie van het looiproces zijn namelijk onmiskenbaar aanwezig in iedere balk, elk raam en iedere hoek van het complex. Een pand om trots op te zijn, helemaal als je er mag wonen!